Historische kaart Land van Aalst 1784

Bij gebruik van materiaal uit de mediabank dient steeds een correcte bronvermelding gebruikt te worden: verwijzen naar www.madeinaalst.be én vermelden van de collectie waaruit het materiaal afkomstig is.

Ontstaan

Het grondgebied van het voormalige land van Aalst behoorde oorspronkelijk tot de oude pagus Brabant. Dit was één van de vele gouwen waarin de Merovingers het Frankische rijk tijdens de 9de eeuw hadden ingedeeld. De Brabant-gouw strekte zich ten westen en ten noorden uit tot aan de Schelde. Deze rivier lag op de grens van het grondgebied van de Franse koning en de dat van de Duitse keizer. Daarom liet keizer Otto II in de 10de eeuw rechts van de Schelde een militair stelsel inrichten als grensversterking tegen het graafschap Vlaanderen (op haar beurt een leen van de Franse koning). De rivierburcht te Ename werd de zetel van een nieuw grens- of markgraafschap Brabant. In 1034 staken de Vlamingen, de Schelde over en verwoestten de rijksburcht Ename. De Duitse keizer bekrachtigde de Vlaamse expansie in 1050 door de Vlaamse graaf Boudewijn V te belenen met het oude Brabant tussen Schelde en Dender. De macht van de graaf in het aangehechte gebied (Rijks-Vlaanderen genoemd) was aanvankelijk erg zwak. Aangezien hij zelf geen eigendommen had in het gebied kocht hij in 1067/1070 grond van Gerard van Hunnegem. Hierop werd de versterking en stad Geraardsbergen gesticht. De stichting kende echter weinig succes. Toen de graaf in 1165 de bezittingen van het huis van Aalst in eigendom kreeg, werd Aalst het steunpunt van de graven van Vlaanderen in dit gebied. De oudste bron waarin “terra de Alost” of land van Aalst wordt vermeld, dateert van 1209.

 

Indeling

Vanaf 1330 sprak men van “de twee steden en ’t land van Aalst”. Toen pas immers werd Geraardsbergen, nadat het had deelgenomen aan een opstand tegen graaf Lodewijk van Nevers, bij het Land van Aalst gevoegd. Dit gebied omvatte ongeveer 150 dorpen. Sommige auteurs gewagen van 172, maar zij tellen dan bepaalde enclaves met eigen rechtsgebied, zoals de heerlijkheden ten Broecke, te Welle, Ronkenburg, enz. mee. Aanvankelijk waren Ronse, Nederbrakel en Zarlandinge bijzondere heerlijkheden, buiten het Land van Aalst. In 1280 kocht Gwijde van Dampierre Ronse af van de abdij van Inde. In 1330 pas zou het definitief bij het Land van Aalst worden gevoegd. Uit een charter van graaf Lodewijk van Male uit 1367, blijkt dat de drie voornoemde heerlijkheden niet bestuurlijk maar wel, rechterlijk, financieel en militair tot het Land van Aalst behoorden. Ook Ninove en de heerlijkheid Herlinkhove, nu bij Outer, werden in 1299 door graaf Gwijde van Dampierre gekocht. Zij hingen rechtstreeks af van de graaf van Vlaanderen maar behoorden evenwel niet tot het Land van Aalst (tot een kortstondige periode in 1794).

Leenroerig was het Land van Aalst verdeeld in vijf roeden, leden of baanderijën (baronieën). Ze hingen af van het leenhof van Aalst, ook wel het hof ten Stene genoemd. De vijf baanderijën waren:

 

1. de baanderij van Boelare
2. de baanderij van Gavere, sinds Karel V het prinsdom Gavere
3. de baanderij van Rode, later het markizaat van Rode
4. de baanderij van Schorisse
5. de baanderij, later prinsdom, Zottegem

 

Alle dorpen die niet tot één der vijf roeden behoorden, werden gerangschikt onder de naam diversche parochiën. Hiernaast waren er ook nog een aantal dorpen die men aanduidde met de naam “ ’s Graven propre dorpen” en die dus rechtstreeks van de graaf afhingen. Verder waren er ook nog een tiental serveplaatsen, waar de graaf of zijn vertegenwoordiger de heerlijke rechten uitoefende.

 

Bestuur

De oprichtingsdatum van het bestuurscollege van het Land van Aalst is niet meer te achterhalen maar zou wellicht teruggaan tot 1317, toen afgevaardigden van het Land van Aalst samenkwamen om de repartitie van de belasting ten aanzien van het graafschap Vlaanderen te regelen. Deze samenstelling was waarschijnlijk gebaseerd op de feodale verplichting om in oorlogstijd mannen te leveren aan de graaf van Vlaanderen. De mannen stapten op achter banieren volgens hun plaats van herkomst. In het Land van Aalst waren er zeven banieren. Zo waren er de 2 banieren van de steden Aalst en Geraardsbergen en de banieren van de respectieve heren van de 5 roeden. De vertegenwoordiging gebeurde door schepenen van de steden en de baljuws van de roeden. Ze werden de gedeputeerden genoemd. Pas in 1637 kwam er een reglement dat de vertegenwoordiging vastlegde. Belangrijke bevoegdheden van de gedeputeerden waren het innen van belastingen en het vertegenwoordigen van het Land van Aalst bij hogere instanties. Vanaf de 16de eeuw werd het Land van Aalst opgedeeld in 2 fiscale districten waarbij de belastingontvangers van Aalst en Geraardsbergen belastingen inden in hun respectievelijke regio.

 

Opheffing

De Franse Revolutie maakte een einde aan het Ancien Regime en haar feodale bestuursvormen. Toen de Fransen in juli-augustus 1794 de Oostenrijkse Nederlanden veroverden, voerden ze meteen een nieuwe bestuurlijke indeling in. De indeling in departementen zou de voorloper worden van de huidige provincies. Zo viel het departement van de Schelde grotendeels samen met de huidige Belgische provincie Oost-Vlaanderen en Zeeuws-Vlaanderen. In de zitting van de Administratie van het Land van Aalst van 20 januari 1796 werd het besluit van opheffing voorgelezen. Alle administratieve en juridische bevoegdheden zouden vervallen nadat de kantons in hun arrondissementen opgericht en in functie waren. Aalst werd 1 van de 14 kantons waarin het voormalige Land van Aalst werd opgedeeld. Op 22 februari 1796 werd de instelling van het Land van Aalst definitief opgeheven en haar bevoegdheden werden overgenomen door de verscheidene gemeentelijke besturen.

 

Tekst gebaseerd op Van Isterdael, H., Archief van het land van Aalst 1342-1796 (1814), inventaris, I, Rijksarchief te Beveren Inventarissen, Brussel 1994. Cherreté, M., Historische ontwikkeling van de instellingen in het Land van Aalst, Maatschappij voor geschiedenis en oudheidkunde te Gent, Verhandelingen, XVII, 1992.